Het concurrentiebeding is een beding dat de werknemer beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de arbeidsovereenkomst gedurende een zekere tijd op zekere wijze werkzaam te zijn bij een andere werkgever of als zelfstandige. De regels hieromtrent worden bepaald in artikel 7:653 BW.
Dit artikel bepaalt dat een concurrentiebeding slechts geldig is wanneer:
1) de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan;
2) de werkgever dit beding schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer.
Er is een uitzondering op de hoofdregel, die inhoudt dat een concurrentiebeding ook opgenomen kan worden in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, mits uit de schriftelijke motivering van de werkgever bij dat beding blijkt dat het beding noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen.
De rechter kan het concurrentiebeding geheel vernietigen indien blijkt dat het beding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet noodzakelijk is wegens zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen. Tevens kan de rechter het beding geheel of gedeeltelijk vernietigen wanneer als gevolg van een ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding het beding zwaarder op de werknemer is gaan drukken of indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld.
Voor wat betreft de temporele reikwijdte geldt dat een concurrentiebeding voor langere duur dan een jaar slechts uitzonderlijk stand houdt. Dit geldt ook voor een ruime geografische reikwijdte van het beding.
Een werkgever kan geen rechten ontlenen aan een concurrentiebeding indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
Indien het concurrentiebeding de werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van de werkgever werkzaam te zijn, kan de rechter bepalen dat de werkgever voor de duur van de beperking een vergoeding betaalt aan de werknemer. Deze vergoeding wordt met het oog op de omstandigheden van het geval naar billijkheid bepaald. Deze vergoeding is niet verschuldigd indien het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer.